Regels en afspraken
Over veiligheid op het water
versie: november 2023
Ieder lid van De Eem is verantwoordelijk voor de eigen veiligheid en die van de ploeggenoten. De vereniging bevordert actief inzicht in en bewustwording van de risico’s die de weersomstandigheden met zich meebrengen. Vooral in de winter. Kou, ijs, wind, mist, onweer en duisternis kunnen grote invloed hebben op je veiligheid op het water. Blijf je daar van bewust en neem je verantwoordelijkheid, ook als het stoplicht op groen staat.
Voor het roeien in het winterseizoen, van 1 november tot 1 april, gelden speciale regels.
Houd je steeds strikt aan de Winterregels van De Eem, zoals hieronder opgesomd.
Tijdens instructies zijn aanvullende veiligheidsregels van kracht. Deze worden door de instructie-coördinator vastgesteld afhankelijk van de tijd van het jaar en de vaardigheid van de roeiers en zeilers in opleiding.
DE REGELS DIE GELDEN VOOR HET VAREN IN DE EEM BOTEN
in de periode van 1 november 2023 tot 1 april 2024 vind je hieronder.
Om de veiligheid te bevorderen, zijn onderstaande regels noodzakelijk.
Algemeen
Wees je er altijd van bewust dat slecht zicht en koud water -vooral in de winter- risicofactoren zijn. Bereid je daarom goed voor!
Stem het kennen, kunnen en willen van jezelf en je ploeg af op de weersomstandigheden.
Blijf voldoende dicht in de buurt van stuurboord wal.
Draag altijd goed zichtbare kleding.
Het is verboden met boten van de vereniging te varen:
1. als het stoplicht op rood staat. Dat gebeurt bij gevaarlijke wind, vorst, slecht zicht en duisternis;
Staat het stoplicht op oranje? Dan dien je zelf te beoordelen of je verantwoord het water op kan;
2. bij (dreigend) onweer of (gevaar van) windstoten;
3. bij mist als vanaf het vlot het bord maximumsnelheid 12 niet zichtbaar is. Dit bord zie je richting Amersfoort aan stuurboordzijde;
4. vanaf een half uur ná zonsondergang tot een half uur vóór zonsopgang.
Van 1 november tot 1 april gelden bovendien de volgende Winterregels:
• Er mag niet gevaren worden als er (kans op) ijsvorming of drijfijs is op de Eem;
• Het roeien in een C1 is niet toegestaan;
• Het roeien in een LiteBoat of een skiff is alleen toegestaan met de bevoegdheid SS3 of SS4;
• Voor de JEUGD EN JUNIOREN geldt in de WINTER: Jeugd en junioren mogen in de winter roeien in ongestuurde nummers indien zij worden begeleid door instructeurs in coachboten.
• Voor de JEUGD EN JUNIOREN geldt in de ZOMER: Junioren roeien onder begeleiding van instructeurs. In het zomerseizoen kan hier in uitzonderlijke gevallen van afgeweken worden. Hiervoor is schriftelijke instemming nodig van ouders en instructeurs;
• Het is niet toegestaan in ongestuurde boten te varen zonder begeleiding van andere boten of een coach/motorboot;
• De stuur in gestuurde roeiboten draagt altijd een reddingsvest. Voor de roeiers geldt een advies voor het dragen van een reddingsvest;
• Skiffeurs en alle roeiers in overige ongestuurde nummers dragen altijd een reddingsvest;
• Zeilers en bestuurders van een coach/motorboot dragen allen altijd een reddingsvest;
• Neem altijd per persoon een warmhouddeken en per boot een telefoon in een waterdicht tasje mee. Zorg dat je het nummer van De Eem (035 54 13 216) en Hemus (033 466 9860) erin hebt staan.
VERKLARING KLEUREN STOPLICHT
Het stoplicht is zichtbaar als je naar MIJN BWV gaat. Inloggen is niet nodig.
Het licht kent drie kleuren:
Stoplicht ROOD = Er geldt een vaarverbod;
Stoplicht ORANJE = Wees extra alert en overweeg actief je eigen verantwoordelijkheid;
Stoplicht GROEN = Wees je altijd bewust van je eigen verantwoordelijkheid voor je eigen veiligheid en die van je ploeggenoten.
Extra informatie over het stoplicht:
• Het bestuur, of een lid dat hiervoor door het bestuur is aangewezen, kan het stoplicht handmatig instellen als daar een duidelijke reden voor is.
• Ontheffing voor het varen in het donker kan worden verleend door het bestuur, mits de wettelijk voorgeschreven verlichting wordt gevoerd.
REDDINGSVESTEN
De KNRB heeft op haar pagina Veiligheid drie interessante bestanden staan over reddingsvesten:
2. Roeiblad-112015_18-21Reddingsvest;
3. VDJS-reddingsvest-van-levensbelang.
Instructie en veiligheid
Alle veiligheidsregels van De Eem zijn ook van kracht tijdens instructies. Daarboven gelden de regels die de Instructie-coördinator extra oplegt. Dit kan variëren per seizoen of andere omstandigheden.
Algemene regels zijn;
• De instructeur neemt voordat de cursisten in een boot stappen de Veiligheidsregels van de Eem door en instrueert de cursist over de relevante aspecten van het Vaarreglement.
• De instructeur dient ten alle tijden de benodigde reddingsmiddelen bij de hand hebben. Bij instructie in single boten dient een coachboot bedrijfsklaar ter beschikking te staan. De instructeur dient geautoriseerd te zijn om met de coachboten te varen.
• Bedrijfsklaar betekent dat de sleutels op de boot zitten en dat gecontroleerd is dat er voldoende brandstof aanwezig is. De motor is al warmgedraaid, zodat de boot direct kan starten en wegvaren. Alleen de laatste landvast dient de boot nog aan de wal te houden. Eventueel kan de motorboot al uit de box worden gehaald om nog sneller te kunnen worden ingezet.
• Natuurlijk kan de instructeur ervoor kiezen de begeleiding van de cursisten vanuit de coachboot te doen.
Medewerking cursist
Ook het gedrag van de cursist is van groot belang voor de algemene veiligheid. Als cursist dien je je rekenschap te geven van het feit dat onze instructeurs vrijwilligers zijn die hun tijd en kennis inzetten ten bate van jou en dat je instructeur zich ook zeer verantwoordelijk voelt voor jouw veiligheid. Dat betekent dat we van je verwachten als cursist dat je het volgen van de opleiding serieus neemt en tijdig aanwezig bent op alle trainingen en je zorgvuldig houdt aan de gemaakte afspraken.
In het algemeen geldt, onder andere ten behoeve van de veiligheid, dat de cursist zich volledig en direct aan de aanwijzingen van de instructeur houdt en eventueel van die van de Instructie-coördinator en de Commissaris Roeien.
Eén van de standaardregels is dat de cursist altijd in de groep en in het zicht van de instructeur moet blijven. Als cursisten zich onvoldoende aan standaardregels en andere veiligheidsregels houden en ook na waarschuwing nog steeds gevaarlijk gedrag vertonen kan de instructeur de cursist schorsen. Er vindt dan altijd een consultatie plaats met de Instructie-coördinator en kunnen verdere stappen worden afgesproken tussen de betrokkenen.
De medewatergebruikers die we als roeier of zeiler tegen kunnen komen, kunnen we verdelen in twee groepen:
- Beroepsvaart;
- Pleziervaart.
Beroepsvaart
Een belangrijke regel is dat pleziervaart wijkt voor beroepsvaart.
Een roei- en zeilboot van de vereniging is verplicht te wijken voor:
- Een ‘groot’ schip. Een groot schip is langer dan 20 meter, waarbij ook geldt dat vissersschepen en duwbakken altijd ‘grote’ schepen zijn, ongeacht hun lengte;
- Sleep- en duwboten;
- Rondvaartboten;
- Schepen voor meer dan twaalf passagiers;
- Veerponten;
- Een schip dat zijn stuurboordwal of een vaargeul volgt.
Pleziervaart, waaronder de roei- en zeilboot
Voor pleziervaart onderling gelden de volgende regels:
- Een roei- of zeilboot is een ‘kleine’ boot, want is korter dan 20 meter;
- Roeiboten wijken onderling naar stuurboord uit;
- Een roeiboot wijkt uit voor een andere roeiboot die van stuurboord komt bij kruisende koersen;
- Een roeiboot wijkt voor een zeilboot, tenzij de zeilboot een kruisende koers heeft, dan kan de roeiboot stuurboord houden en dient de zeilboot te wijken;
- Een zeilboot die tevens de motor gebruikt, wordt beschouwd als motorboot; zo’n zeilboot voert een zwarte kegel met de punt naar beneden;
- Een kleine motorboot is verplicht te wijken voor een roeiboot.
Veel motorbootschippers lijken van deze laatste regel niet op de hoogte te zijn en verlenen roeiboten vaak geen voorrang. Het veiligste is om nooit voorrang te nemen en te wachten met doorvaren totdat er voorrang verleend wordt. In de praktijk betekent dit dat je als roeiboot voor vrijwel alles moet uitwijken. Houd er rekening mee dat je zeer kwetsbaar bent in een roeiboot in relatie tot het meeste waterverkeer.
Inhalen
Ook voor het inhalen op het water zijn er regels:
- Een roei- of zeilboot mag alleen inhalen als daar ruimte voor is en er geen gevaar voor het andere verkeer ontstaat;
- Het inhalen moet snel plaatsvinden en de ingehaalde boot moet zo nodig zijn snelheid verminderen;
- Een roei- of zeilboot moet een motorboot, roeiboot of kano indien mogelijk aan bakboordzijde inhalen;
- Een roei- of zeilboot mag een groot schip zoals beroepsvaart aan stuurboordzijde inhalen als dat veilig mogelijk is;
- Een roeiboot moet een zeilboot indien mogelijk aan lijzijde, dat is de zijde van de boot waar de wind naartoe gaat inhalen.
Overige situaties
Het veiligheidsrisico kunnen leden sterk verminderen door goede roei- of zeilvaardigheid, verstandige besluitvorming bij twijfelachtige omstandigheden en het adequaat geven, door stuurman of captain, en opvolgen, door bemanning, van de commando’s.
Ook het reserveren, ook wel afschrijven genoemd van de boten heeft een veiligheidsaspect in zich. Aan de hand van het BRS kunnen mensen op de vereniging controleren of iedereen die was gaan roeien ook weer teruggekomen is. Als er boten in de loods ontbreken en het tijdstip van terugkomst ruimschoots overschreden is, kan dat een aanleiding zijn om te gaan kijken of de betreffende roeier(s) of zeilers in de problemen zijn gekomen.
Op het water kennen we drie koersen.
Deze drie koersen zijn:
- Tegengestelde koers: Twee boten naderen elkaar recht van voren. Allebei de boten geven ruimte door naar stuurboord te gaan;
- Kruisende koers: Twee boten sturen onder een hoek tegen elkaar in. Zie de BPR-regels voor de voorrangsregels;
- Oplopende koers: Een boot haalt een andere boot in. Zie regel 9 verder op deze pagina voor de voorrangsregels.
Belangrijk is vertrouwd te zijn met de begrippen bakboord versus stuurboord en loef versus lij.
Bakboord: vanaf de achterkant van de boot kijk je naar voren. De linkerkant van het schip is bakboord.
Stuurboord: vanaf de achterkant van de boot kijk je naar voren. De rechterkant van het schip is stuurboord.
Loef : de zijde van de zeilboot waar het grootzeil niet uit staat, ook wel hoge kant genoemd. De kant waar de wind vandaan komt. (term vooral gebruikt bij zeilboten)
Lij : de zijde van de zeilboot waar het grootzeil staat, ook wel lage kant genoemd. De kant waar de wind naar toe waait. (term vooral gebruikt bij zeilboten)
Goed te weten: loef en lij veranderen mee met het zeil, bakboord en stuurboord zijn altijd hetzelfde!
De tien BPR-regels op een rijtje
Verder op deze pagina vind je de toelichting op de regels.
- Goed zeemanschap
- Stuurboord wal houden
- Stroom mee heeft voorrang op stroom tegen
- Groot heeft voorrang op klein
- Hoofdvaarwater heeft voorrang op nevenvaarwater
- Zeil heeft voorrang op spier heeft voorrang op motor
- Bakboord heeft voorrang op stuurboord (zeilboten)
- Lij heeft voorrang op loef (zeilboten)
- Oplopen aan bakboord of aan loef (zeilboten)
- Terug naar 1
Toelichting op de BPR-regels – Regel 1: Goed zeemanschap!
Zonder uitputtend te zijn, hierbij enkele voorbeelden om deze algemene regel te begrijpen:
- Aanvaringen voorkomen. Ook al heb je voorrang, je hebt altijd de verplichting om af te wijken van het BPR in het belang van de veiligheid;
- Het niet op de spits drijven van onrustsituaties;
- Op je beurt wachten bij sluis of brug;
- Het behouden van koers en snelheid bij verandering van de situatie. Hiermee voorkom je verwarring bij anderen;
- Het netjes houden van de kant en boot;
- Niet te veel lawaai maken en rekening met anderen houden. Dus bijvoorbeeld: radio niet hard, ’s avonds niet hard schreeuwen, enz. Over het water draagt geluid namelijk heel ver. Het wordt niet tegengehouden door gebouwen en bomen enz;
- Passeer vissers met begrip, ook als ze op een in onze ogen vreemde plek zitten.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 2: Stuurboordwal houden
Het schip dat stuurboordwal aanhoudt heeft voorrang op schepen die dat niet doen.
- Ook in een betonde vaargeul heeft stuurboord voorrang.
- Ook een groot schip moet wijken voor een klein schip dat de stuurboordwal aanhoudt.
- Een roeier aan stuurboord heeft voorrang op een kruisend zeilschip.
- Bij tegengestelde koersen bij gelijkwaardige schepen waarvan geen van de schepen de stuurboordwal aanhoudt, wijken beide uit naar stuurboord.
- Op het moment dat een schip een blauw bord toont, geeft het daarmee aan dat het schip aan de bakboordwal wil gaan varen. Vaart het schip daarna aan onze stuurboordwal, wijken wij uit.
- In verband met de veiligheid varen we zoveel mogelijk aan stuurboordwal.
- Roeiboten houden een afstand tot de walbeschoeiing aan van tweemaal de lengte van de roeiriem.
- Een ander schip mag niet tussen jou en de wal komen. Uitgezonderd beroepsvaart met een blauw bord. Zie regel hierboven.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 3: Stroom mee heeft voorrang op stroom tegen
Het schip dat stroom mee heeft, heeft voorrang op het schip dat stroom tegen heeft. De reden hiervan is dat een schip dat tegen de stroom in vaart makkelijker afremt dan een schip dat de stroming mee heeft. Hierdoor kan het makkelijker voorrang verlenen. Dit is met name voor op de Eem van belang bij onder-doorvaart van de brug van Eembrugge.
Deze regel vervalt zodra en als de doorvaart is geregeld door tekens of lichten. Dit zien we vaak bij beweegbare bruggen. In het geval van een gesloten brug bij Eembrugge, heb je als roeier voorrang als je in de richting van de Eemmond vaart. Als de brug bediend is, zijn de lichten bepalend voor het geven van voorrang. Als verenigingsregel geldt dat wij als roeier wachten tot het gemotoriseerde verkeer is voorgegaan.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 4: Groot heeft voorrang op klein
Een groot schip heeft voorrang op een klein schip. In het ‘oude’ BPR werd alleen gesproken over schepen en kleine schepen. In het nieuwe BPR is dit veranderd, er zijn nu grote schepen en kleine schepen.
De reden dat een groot schip voorrang heeft, is dat een groot schip een langere remweg heeft dan een klein schip. Het kleinere schip kan hierdoor makkelijker uitwijken of afremmen.
Groot schip: betekent een schip van 20 meter of langer, maar ook een schip ingericht voor 13 personen of meer (exclusief de bemanning) (gele ruit)
Schepen die ook een groot schip zijn, maar hiervoor niet aan de boven gestelde eisen hoeven te voldoen:
- Sleepboot ingericht voor het slepen van grote schepen (slepertje van Scouting dus niet)
- Vissersschip in functie (Dus alleen met zijn netten uit, anders gelden dezelfde regels als voor andere kleine schepen, tenzij het vissersschip dus weer langer dan 20 meter is)
- Passagiersschip, zijnde een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren
- Veerpont die vaart op een vaarweg van klasse II of hoger
Belangrijk te weten:
- Vaar nooit vlak voor een groot schip. De schipper ziet je niet omdat je dan vaart in zijn ‘dode hoek’. De dode hoek van een groot schip kan wel 350 meter zijn.
- Houd altijd afstand bij beroepsvaart en probeer zo te varen dat je steeds zijn stuurhut blijft zien.
Leuk te weten: een veer vaart met het andere verkeer mee, zoals de veer naar Texel of Terschelling. Een pont kruist het andere verkeer op het water door van de ene oever naar de andere te varen. Er zijn 2 soorten ponten: een vrij varende- en een niet vrij varende pont. Een niet vrij varende pont zit aan een kabel die van de ene kant naar de andere loopt waarmee de pont zich voorttrekt. Als voorbeeld noemen we de pont bij Eemdijk.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 5: Hoofdvaarwater heeft voorrang op nevenvaarwater
Hiermee heeft een schip dat op het hoofdvaarwater vaart voorrang op een schip dat van een nevenvaarwater komt. Vergelijk de situatie met een auto die uit een inrit komt rijden of uit een woonwijk.
Let op! Als de boot van het nevenvaarwater een groot schip is, heeft deze nog wel voorrang op een klein schip dat op het hoofdvaarwater vaart! Dit komt omdat de regel 4: ‘Groot heeft voorrang op klein’ eerder in het rijtje staat. De volgorde van de regels is dus erg belangrijk!
Toelichting op de BPR-regels – Regel 6: Zeil heeft voorrang op spier heeft voorrang op motor
Een zeilboot heeft voorrang op een: spierboot en motorboot
Een spierboot heeft voorrang op een: motorboot
De reden van deze regel is dat een zeilboot moeilijker afremt dan een motorboot of een spierboot.
Spierboot: een op spierkracht voortbewogen schip zoals een roeiboot of kano
Let op: ook een zeilboot die aan het peddelen of aan het bomen is, behoort tot deze categorie.
Motorboot: Een met een motor voortbewogen schip
Let op: ook een zeilboot die met of zonder zeilen op de motor vaart is een motorboot.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 7: Zeil over Bakboord heeft voorrang op zeil over Stuurboord (alleen van belang voor zeilboten)
Een boot met zijn zeil aan bakboord heeft voorrang op een boot met zijn zeil aan stuurboord. Deze regel geldt alleen voor de zeilboten onderling. BB en SB in deze regel slaat op de kant waar het grootzeil staat.
Bij roeiboten en motorboten heeft degene die van SB komt voorrang! Vergelijkbaar met de regel ‘Rechts heeft voorrang’ die we van het gewone verkeer kennen.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 8: Lij heeft voorrang op loef (alleen van belang voor zeilboten)
Loefboot: de boot aan de kant waar de wind vandaan komt. Geeft voorrang.
Lijboot: de boot aan de kant waar de wind naartoe gaat. Heeft voorrang.
Handige trucjes voor bij deze regel:
- Als twee boten elkaar kruisen met hun zeilen over dezelfde kant van de boot, dan heeft de boot die het meeste tegen de wind in vaart voorrang. Een boot die dus aan de wind vaart heeft voorrang op een boot die halve wind vaart, mits de zeilen over de zelfde boeg staan.
- Wanneer je onder je zeil doorkijkt en je ziet een boot met zijn zeilen over dezelfde boeg, zal je moeten wijken. De ander zal jou dan niet kunnen zien als hij onder zijn zeil door kijkt.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 9: Oplopende haalt in aan bakboord, ofwel aan loef (alleen van belang voor zeilboten)
- Degene die de ander inhaalt zal moeten wijken voor de gene die ingehaald wordt.
- Het BPR zegt dat twee schepen niet langer naast elkaar mogen varen dan nodig is.
- Degene die ingehaald wordt moet koers en snelheid behouden.
- Motor of spierboten halen altijd aan bakboord in
- Zeilboten onderling halen aan loef in. De reden hiervoor is dat langs lij is niet mogelijk is vanwege de luwte van het zeil van de opgelopene.
Toelichting op de BPR-regels – Regel 10: Terug naar regel 1 Goed zeemanschap
Als je alle regels langsgelopen bent en geen van allen is van toepassing ga dan terug naar regel 1, goed zeemanschap, en voorkom een aanvaring.
Geluidseinen
Hiernaast zie je een afbeelding met de geluidseinen.
Naast de seinen in de afbeeldingen kennen we nog de overige seinen:
- Aanhoudend luiden van de scheepsklok;
- Een reeks lange stoten op de scheepshoorn;
- Vlammen, rookbommen, vuurpijlen, parachutelichten, lichtkogels;
- Uitzenden van een noodoproep via de marifoon;
- Het rondzwaaien van de vlag (rood).
afbeelding met geluidseinen
afbeeldingen met borden
Borden
Hiernaast zie je een afbeelding met de veelvoorkomende bebording.
Brugsignalering
Hiernaast zie je een afbeelding met de brugsignalering.
We kennen de volgende situaties:
- Bruggen in bedrijf;
- Bruggen buiten bedrijf.